Sinds 1 augustus 2022 is de EU-richtlijn transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden in de Nederlands wetgeving geïmplementeerd. De richtlijn heeft als doel de inhoud van het werk vooraf transparanter en beter voorspelbaar te maken. De richtlijn beperkt de mogelijkheid voor een werkgever om een studiekostenbeding af te sluiten met zijn werknemers.
Een werkgever mag voor scholing die hij op grond van de wet of toepasselijke cao aan een werknemer moet verstrekken niet langer een studiekostenbeding overeenkomen met de werknemer. De kosten van de opleiding kunnen in dat geval niet verhaald worden op de werknemer. De scholing dient bovendien voor zover mogelijk tijdens werktijd te worden aangeboden en wordt gezien als arbeidstijd. Al eerder overeengekomen studiekostenbedingen vallen ook onder de nieuwe wetgeving en zijn nietig indien deze in strijd zijn met de nieuwe regels. De werkgever kan in dat geval geen beroep meer doen op een al bestaand studiekostenbeding, ondanks dat deze destijds geldig is overeengekomen met een werknemer.
Scholing die een werkgever verplicht op grond van de wet dient aan te bieden is volgens het gewijzigde wetsartikel alle scholing die noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie van de werknemer en – voor zover redelijkerwijs verlangd kan worden van een werkgever – scholing die het mogelijk maakt de arbeidsovereenkomst met de werknemer voort te zetten in geval de functie van de werknemer vervalt. Te denken valt bijvoorbeeld aan een opleiding in het kader van een verbetertraject of een cursus om te kunnen werken met een door de werkgever nieuw ingevoerd computersysteem.
Op grond van het gewijzigde wet zullen veel opleidingen onder noodzakelijke scholing vallen, waardoor een werkgever de kosten van deze scholing niet meer kan verhalen op een werknemer. Er is echter een belangrijke uitzondering opgenomen in de parlementaire geschiedenis en rechtspraak.
Niet onder het wetsartikel valt scholing die nodig is voor het verkrijgen van een diploma of certificaat waarover een werknemer bij eerste aanvang van zijn werkzaamheden dient te beschikken, de zogenaamde beroepsopleidingen dan wel opleidingen tot beroepskwalificaties, mits de werkgever deze niet op grond van de wet dan wel cao verplicht is aan te bieden. Er wordt daarbij verwijzen naar een lijst met gereglementeerde beroepen. Opleidingen tot een beroep dat op de lijst is opgenomen vallen dus niet onder het wetsartikel. Voor deze opleidingen mag thans nog steeds een studiekostenbeding worden overeengekomen, een voorbeeld daarvan betreft de opleiding tot bedrijfsarts.
In de literatuur wordt breed aangenomen dat de uitzondering niet enkel geldt voor de gereglementeerde beroepen maar alle beroepsopleidingen en beroepskwalificatieopleidingen, te denken valt bijvoorbeeld aan de vele BBL-opleidingen die opleiden tot een beroep dat niet op de lijst is opgenomen. De rechter heeft hier echter nog niet over geoordeeld.
De uitzondering geldt niet indien de opleiding na aanvang van het dienstverband van een werknemer en op verzoek van een werkgever wordt gevolgd, behoudens een door de werknemer gewenste en vrijwillig geaccepteerde functiewijziging.
Wanneer een studiekostenbeding op grond van de huidige wetgeving toelaatbaar is, dient nog steeds de worden voldaan aan de eisen die al langer voortvloeien uit de rechtspraak. Zo moet het studiekostenbeding bijvoorbeeld redelijk zijn in duur.
Wilt u advies over de geldigheid van een studiekostenbeding of het opstellen daarvan? Neem vrijblijvend contact op met Lamers Tielmans advocaten via 040-2180515 of info@lamerstielemans.nl. Wij helpen u graag verder.