Op 22 maart 2024 is de Wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht gepubliceerd, deze wet zal naar verwachting ingaan op 1 januari 2025. Deze wet brengt belangrijke veranderingen met zich mee voor wat betreft het bewijsrecht in civiele procedures.
Hieronder bespreken we op hoofdlijnen wat deze veranderingen inhouden en wat dit betekent voor u als procespartij.
Voorlopige bewijsverrichtingen
Onder de nieuwe wet wordt één bepaling geïntroduceerd voor alle voorlopige bewijsverrichtingen. Voorlopige bewijsverrichtingen zijn min of meer voorafgaande procedures waarin bewijs wordt verzameld, voordat de hoofdprocedure zelf daadwerkelijk wordt gestart. Voorbeelden van deze voorlopige bewijsverrichtingen zijn voorlopige deskundigenberichten, voorlopige getuigenverhoren, bewijsbeslag en inzage in documenten. Verzoeken hiervoor moeten worden ingediend vóórdat de hoofdzaak aanhangig is gemaakt of op de rol staat, zoals men dit noemt. Er kunnen ook meerdere bewijsverrichtingen tegelijk in een verzoek bij de rechter worden gedaan.[1]
Actievere rol van de rechter
De nieuwe wet voorziet in een duidelijkere regeling voor het geval partijen weigeren mee te werken aan een gerechtelijk bevel. Daarnaast krijgt de rechter meer ruimte en een actievere rol om binnen de procedure van partijen de grondslag van hun vordering, verzoek of verweer te bespreken.[2]
Inzagerecht en bewijsbeslag
Het inzagerecht wordt verduidelijkt en uitgebreid naar moderne vormen van informatie, waaronder digitale gegevens. Ook wordt het mogelijk om bewijsbeslag te laten leggen op specifieke informatie door een gerechtsdeurwaarder, zodat belangrijke bewijsstukken veiliggesteld kunnen worden voor een procedure. Ook is in de nieuwe wet vastgelegd dat de rechter de bevoegdheid heeft om een derde (een persoon die niet bij de procedure betrokken is) te veroordelen tot het verplicht verstrekken van uittreksels en afschriften.[3]
Proces-verbaal van constateringen
In de nieuwe wet is opgenomen dat het mogelijk is om een gerechtsdeurwaarder te vragen een proces-verbaal van constateringen op te maken. Hiermee kunnen feitelijke situaties objectief worden vastgelegd, wat kan dienen als dwingend bewijs in een procedure. Het proces-verbaal wordt dan ondertekend door de deurwaarder.[4] Het op laten maken van een proces-verbaal van bevindingen is al langer mogelijk, doch nu wordt dit in de wet verankerd.
Conclusie
Deze wetswijzigingen hebben concrete gevolgen voor partijen die vanaf 1 januari 2025 een procedure starten. Het is van belang dat partijen hun bewijslast voorafgaand aan de procedure goed op orde hebben. De nieuwe wet biedt meer duidelijkheid rondom bewijsverkrijging en voor eenvoudigere procesvoering.
Kortom, met de Wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht moet het eenvoudiger en duidelijker voor partijen worden om vooraf en tijdens een civiele procedure belangrijke informatie te verkrijgen en te presenteren. De wet draagt bij aan een makkelijkere en snellere afhandeling van geschillen door meer duidelijkheid te scheppen met betrekking tot de regels rondom bewijsvoering.
Let op: deze nieuwe regels zijn enkel van toepassing op procedures die na 1 januari 2025 worden gestart. Voor lopende procedures blijven de huidige regels gelden tot het einde van die procedure.[5]
Heeft u nog vragen? Neem dan vrijblijvend contact op met Lamers Tielemans Advocaten. Stuur hiervoor een e-mail naar info@lamerstielemans.nl of bel met 040 – 21 80 515.
[1] Artikel 196 e.v. Rv.
[2] Artikel 24 lid 2 Rv.
[3] Artikel 194, 195 en 195 Rv.
[4] Artikel 206 Rv.
[5] Vereenvoudiging en verduidelijking van bewijsrecht in civiele procedures per 1 januari 2025, overheid.nl.