Co-ouderschap: zo ziet de wetgever gelijkwaardig ouderschap na scheiding het liefst.
Het maakt daarbij niet uit of er sprake was van een huwelijk, een geregistreerd partnerschap of een affectieve relatie. Het ouderschap dient zo min mogelijk geweld aan te worden gedaan, is het uitgangspunt.
Ook de rechtspraak gaat hierin doorgaans mee. Toch heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch in een arrest van 22 februari 2018 een in dat kader opmerkelijke uitspraak gedaan.
In dit arrest acht het hof het herstel van de co-ouderschapsregeling namelijk niet in het belang van het kind.
Feitenuiteenzetting
De betreffende partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad tot 2013, waaruit een minderjarig kind is geboren. Deze minderjarige staat onder toezicht. De partijen hebben in 2015 een ouderschapsplan opgesteld waarin zij een co-ouderschapsregeling overeengekomen zijn. Het ouderschapsplan is door een latere beschikking van de rechtbank Limburg bekrachtigd. De rechtbank Limburg heeft in haar beschikking van 3 februari 2017 besloten dat de minderjarige één weekend per veertien dagen, alsmede de helft van de feestdagen bij de moeder mag verblijven. De moeder heeft tegen deze beschikking hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof
Het hof stelt dat het gaat om een kwetsbare jongen van tien jaar oud, die door een hersenvliesontsteking, welke hij heeft opgelopen als baby, verstandelijk beperkt is geraakt. Hij heeft achterstanden in taal, spraak en in zijn sociaal-emotionele ontwikkeling en is regelmatig getuige geweest van escalaties tussen beide ouders. Aangezien het kind meer dan gemiddeld behoefte heeft aan een stabiele en gestructureerde opvoedingsomgeving acht het hof een co-ouderschapsregeling niet in het belang van de minderjarige. Het hof gaat mee in het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming dat het, gezien zijn kwetsbaarheid en specifieke opvoedingsbehoefte, voor de minderjarige belastend is wanneer hij zich in twee niet op elkaar afgestemde opvoedingsomgevingen bevindt. De problemen van de minderjarige zullen bij een co-ouderschapsregeling alleen maar toenemen. Eenduidigheid en structuur is in de opvoedingsstijl voor de minderjarige van groot belang. Daarnaast is goed overleg tussen de ouders vereist bij co-ouderschap, onder andere over de planning en de verdeling van het aantal bezoeken van de minderjarige aan behandelaars en artsen. Echter, de ouders kunnen het hier niet eens over worden en zijn niet tot constructief overleg in staat. Uit de overlegde bewijsmiddelen blijkt dat het meer rust biedt voor de minderjarige wanneer de feitelijke verantwoordelijkheid voor laatstgenoemde bezoeken bij de vader komt te liggen.
Het hof komt de moeder desondanks tegemoet in haar aandeel in de opvoeding en verzorging die de rechtbank in haar beschikking aan de moeder heeft toegekend. Aangezien de moeder een positieve ontwikkeling laat zien in haar thuissituatie en medewerking biedt aan hulpverlening, bepaalt het hof dat de minderjarige per veertien dagen één lang weekend van vrijdagavond tot maandagochtend bij haar mag verblijven.
Conclusie
In de onderhavige zaak bleek er sprake te zijn van een conflict tussen twee belangrijke uitgangspunten van de wetgever en de rechtspraak: het streven naar een zo gelijk mogelijk co-ouderschap en het belang van het kind. In dit geval prevaleert het belang van het kind, zoals in de rechtspraak vaker voor komt. De rechter dient zich te houden aan de wet, maar in de rechtszaal worden regelmatig beslissingen gebaseerd op tegemoetkoming aan de belangen van het kind. Tenslotte moet de rechter kunnen waken voor het welzijn van de kinderen die onderwerp zijn van gezagsgeschillen en (echt-)scheidingen.
Heeft u een vraag over uw co-ouderschapsregeling of wilt u graag een ouderschapsplan laten opstellen? Neemt u dan vrijblijvend contact op met Lamers Tielemans Advocaten voor meer informatie. Wij helpen u graag. Stuur hiervoor een e-mail naar rob@lamerstielemans.nl of bel naar 040- 218 05 15.