In de praktijk komt het vaak voor dat een partij diensten of zaken levert, terwijl de betaling daarvan langer op zich laat wachten (bijv. door een lange betalingstermijn). Zo’n partij zal dan op zijn geld moeten wachten, terwijl het wel de eigen kosten moet betalen. Als oplossing hiervoor kan vaak externe financiering worden aangetrokken. Dit kan bijvoorbeeld door (verruiming van) kredietruimte of betaling van een gedeelte van de vordering door een derde. Daartoe zal de partij die financiering nodig heeft dan zijn vorderingen overdragen (cederen) of verpanden.
Het onoverdraagbaarheidsbeding
Het is mogelijk voor partijen om een zogenaamd onoverdraagbaarheidsbeding overeen te komen. Een dergelijke afspraak houdt in dat een of meer vorderingen tussen die partijen niet overgedragen of verpand kunnen worden. Vaak zal deze afspraak worden opgenomen in algemene voorwaarden. Over de precieze werking van een onoverdraagbaarheidsbeding en de eisen die de wet daaraan stelt hebben wij eerder een artikel geschreven.
Wet opheffing verpandingsverbod
Op 4 juli 2018 heeft de regering een wetsvoorstel ter consultatie ingediend (genaamd: Wet opheffing verpandingsverboden) om voor bepaalde gevallen een einde te maken aan het onoverdraagbaarheidsbeding. Het doel van dit wetsvoorstel is om het kredietpotentieel van met name het MKB te vergroten door de contractvrijheid te beperken. De regering verwacht dat bedrijven hierdoor meer financiering zullen kunnen verkrijgen.
Het wetsvoorstel sluit de overdraagbaarheid en verpanding uit van:
– vorderingen op naam (bijv. betaling van een factuur);
– die voortkomen uit beroep of bedrijf (dus zakelijk zijn verkregen);
– worden overgedragen om financiering te verkrijgen.
Wanneer al dan niet gesproken kan worden over overdracht om financiering te verkrijgen, is niet geheel duidelijk. Is dit al aan de orde als een vordering wordt overgedragen om een schuld af te lossen? Of is een directe daartegenover staande verruiming van krediet nodig?
Voor geldvorderingen op het saldo van betaal- of spaarrekeningen geldt het voorgestelde verbod niet. Hiervoor mag na inwerkingtreding van de voorgestelde wet dus nog steeds een onoverdraagbaarheidsbeding overeengekomen worden.
Kritiek op het wetsvoorstel
In het wetsvoorstel heeft de regering onzes inziens onvoldoende onderbouwd waarom het beoogde effect (aantrekken van meer financiering) zal worden behaald. Het zou wenselijk zijn om hier eerst meer onderzoek naar te doen, aangezien verschillende nadelen van deze beperking van de contractsvrijheid zijn te benoemen.
Allereerst wordt bij opheffing van het onoverdraagbaarheidsbeding het risico op dubbele betaling vergroot. Ingeval een vordering wordt overgedragen of verpand zal de schuldenaar een mededeling ontvangen, dat deze voortaan aan de verkrijger (dus de nieuwe schuldeiser) moet betalen. Na deze mededeling kan de schuldenaar niet meer bevrijdend betalen aan de oude schuldeiser. Een dergelijke mededeling kan echter vrij gemakkelijk zoekraken. Indien dan aan de oude schuldeiser wordt betaald, zal de schuldenaar (1) alsnog aan de nieuwe schuldeiser moeten betalen en (2) zijn geld terug moeten proberen te krijgen van de oude schuldeiser.
Een tweede nadeel van de opheffing van het onoverdraagbaarheidsbeding is, dat de administratieve lasten van bedrijven zullen stijgen. Waar een bedrijf eerst dankzij een onoverdraagbaarheidsbeding niet of minder vaak hoefde te onderzoeken of zij bevrijdend betaalt aan een bepaalde partij, zal na de inwerkingtreding van het wetsvoorstel vaker een dergelijk onderzoek nodig zijn. Dit om te voorkomen dat, zoals hiervoor benoemd, dubbel betaald wordt.
Ten derde is nog op te merken, dat bedrijven vaker dan voorheen te maken zullen krijgen met voor hen onbekende partijen waaraan zij moeten betalen. Wordt gekozen om zaken te doen met een bepaalde partij, kan het zo zijn dat betaling uiteindelijk moet geschieden aan een derde. In een negatief geval zou dit kunnen leiden tot agressieve incassopraktijken.
Een laatste nadeel in deze niet limitatieve lijst is het gevaar dat de nieuwe praktijk fraude meer in de hand zal werken. Het is niet geheel ondenkbaar dat een bedrijf een mededeling ontvangt, dat betalingen aan bepaalde partijen voortaan aan een derde gedaan moeten worden. Het valselijk doen verstrekken van een dergelijke mededeling is niet erg lastig, maar kan leiden tot aanzienlijke problemen.
Als waarborg voor schuldenaars heeft de regering bedacht, dat een mededeling van overdracht of verpanding voortaan schriftelijk moet plaatsvinden, voor zover het gaat om een vordering waarvoor onder het wetsvoorstel geen onoverdraagbaarheid meer bedongen kan worden. Dit schriftelijkheidsvereiste biedt echter geen soelaas. In de praktijk wordt het gros van dergelijke mededelingen als schriftelijk gedaan én bovendien kan een schriftelijk mededeling evengoed kwijtgeraakt worden of bij een verkeerde afdeling belanden (om maar een voorbeeld te noemen).
Het wetsvoorstel bezien is het de vraag of hiermee juist het belang van de ondernemer op meer financiering of het belang van de financier op meer zekerheid wordt gediend.
Alternatieve bescherming
Wilt u voorkomen dat u niet zeker weet aan wie u bevrijdend kunt betalen? Zorg dan dat u met uw schuldeiser afspreekt, dat u altijd bevrijdend kunt betalen op een nader gespecificeerd rekeningnummer, zelfs als de vordering is overgedragen of verpand. Het zou dan bijvoorbeeld kunnen gaan om een bankrekening bij de financier van de schuldeiser of bankrekening van de financier zelf.
Hebt u vragen over het onoverdraagbaarheidsbeding of het aankomende verbod, neem dan vrijblijvend contact met ons kantoor op. Natuurlijk staan wij ook klaar voor al uw andere juridische vraagstukken.