Uithuisplaatsing van een kind
Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft op 31 oktober 2017 (ECLI:NL:GHSHE:2017:4681) een uitspraak gedaan die betrekking heeft op de vraag of een minderjarig kind onder bepaalde omstandigheden uit huis geplaatst kan worden.
De minderjarige staat sinds 5 maart 2015 onder toezicht van de Gecertificeerde Instelling (hierna: GI). Een voorbeeld van een gecertificeerde instelling is Bureau Jeugdzorg of William Schrikker Groep. Bij beschikking van 29 augustus 2016 heeft de rechtbank een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige verleend. Op 20 februari 2017 is deze machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader verlengd voor de duur van de ondertoezichtstelling, namelijk tot 5 maart 2018.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank op verzoek van de GI de bij beschikking van 20 februari 2017 verleende machtiging tot plaatsing van de minderjarige bij de vader aangevuld en machtiging verleend tot uithuisplaatsing van de minderjarige in een (netwerk)pleeggezin dan wel een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 21 juli 2017 tot 1 januari 2018.
De vader was het niet eens met deze beschikking en heeft derhalve hoger beroep in gesteld. Hij stelde dat er niet voldaan was aan de wettelijke vereisten voor een uithuisplaatsing. Bovendien gaf de vader aan dat het voor de minderjarige beter zou zijn als zij bij haar vader mag wonen. Met ondersteuning is de vader namelijk wel in staat om te zorgen voor de minderjarige. De vader erkent wel dat hij eenmalig een fout heeft begaan door de moeder op 29 mei 2017 in zijn woning toe te laten, waarna de situatie in het bijzijn van de minderjarige is geëscaleerd. Dit levert volgens hem echter onvoldoende reden op om het positieve proces dat de minderjarige bij de vader doormaakte te doorkruisen door middel van een uithuisplaatsing.
De GI geeft aan dat de vader onvoldoende in staat is om de minderjarige de stabiliteit, de structuur en de veiligheid te bieden die zij nodig heeft. Zij zijn van mening dat de vader eerst met zijn eigen problematiek aan de slag moet. Daarnaast is er aangegeven dat er veel irritatie is tussen de ouders van de minderjarige en de familie van moederszijde, waardoor minderjarige vaak belast wordt met loyaliteitsvragen. De minderjarige zit momenteel dus klem en het is de vraag of zij veilig en onbelast bij de grootouders kan blijven wonen of dat zij naar een leefgroep dient te gaan.
Gelet op het feit dat de minderjarige klem zit tussen enerzijds haar ouders en anderzijds de grootouders van moederszijde is het Gerechtshof van oordeel dat het niet in het belang van de minderjarige is om haar huidige woonsituatie bij haar grootouders te laten voortduren. Het Gerechtshof acht het meer in het belang van de minderjarige om bij haar vader te wonen dan om de bestaande woonsituatie bij de pleegouders te continueren. Wel is het hierbij van belang dat de GI opvoedondersteuning biedt aan de vader en van hem wordt verwacht dat hij de ondersteuning volledig zal accepteren.
Heeft u vragen over voorgaand artikel of andere vragen? Neemt u dan vrijblijvend contact op met Lamers Tielemans Advocaten met vestigingen in Eindhoven en Son en Breugel voor meer informatie. Wij helpen u graag. Stuur hiervoor een e-mail naar rob@lamerstielemans.nl of bel met 0499-748 000.