Op 20 november 2024 heeft het gerechtshof Den Haag in hoger beroep een uitspraak gedaan omtrent het ontzeggen van het gezag van de vader. De moeder is op 23 juli 2024 in hoger beroep gekomen tegen de bestreden beschikking. Daarnaast heeft de moeder ook een verzoek schorsing van de werking van die beschikking ingediend. ECLI:NL:GHDHA:2024:2270
De ouders hebben samen twee minderjarige kinderen. De kinderen zijn door vader erkend, en de moeder heeft momenteel het ouderlijk gezag. In de beschikking van 10 december 2021 heeft de rechtbank aan de vader de omgang ontzegd voor de periode van één jaar.
De voorzitter heeft voorafgaand aan de zitting met minderjarige 1 gesproken. Minderjarige 2 heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om haar mening kenbaar te maken. Bij de beschikking waartegen er een hoger beroep is ingesteld heeft de rechtbank de volgende opbouwende omgangsregeling vastgesteld tussen vader en minderjarige 1:
– in juli en augustus 2024: iedere zaterdagmiddag videobellen tussen 17.00 uur en 17.30 uur;
– in september 2024: iedere zaterdagmiddag van 15.00 uur tot 17.00 uur omgang op een openbare plaats (bijvoorbeeld een kopje thee drinken);
– in oktober 2024: iedere zaterdagmiddag omgang van 14.00 uur tot 17.00 uur;
– in november 2024: iedere zaterdagmiddag omgang van 12.00 uur tot 17.00 uur;
– vanaf december 2024: ieder weekend één dag van 10.00 uur tot 17.00 uur, welke dag afwisselend een zaterdag of zondag zal zijn.
De rechtbank heeft de beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Voorts zijn de proceskosten tussen partijen gecompenseerd en is het meer of anders verzochte afgewezen.
De moeder was het niet eens met de beslissing van de rechtbank en heeft het hof verzocht (voor zover uitvoerbaar) de bestreden beschikking te vernietigen en alsnog te bepalen dat de omgang van de vader met de minderjarigen wordt ontzegd, dan wel de omgang tussen de vader en de minderjarigen wordt beëindigd, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof in goede justitie juist acht. De vader verweert zich tegen de verzoeken van de moeder. Hij verzoekt het hof om de verzoeken van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Het staat voorop dat de vader en de minderjarigen recht hebben op omgang met elkaar, maar op grond van artikel 1:377a lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter de het recht op omgang ontzeggen op grond van een aantal voorwaarden:
Als de omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
Moeder stelt dat zij jarenlang zich in heeft gezet om met de vader onderling tot een overeenstemming te komen. De partijen hebben een mediation traject gevolgd en zijn tot een ouderschapsplan gekomen. Zij heeft gedurende een zeer lange tijd de afgesproken omgangsregeling uit dit ouderschapsplan gevolgd, totdat ze signalen opving van de minderjarigen over het niet goed verlopen van de omgang. In mei 2019 vertelde minderjarige 2 dat ze bang was voor haar vader, omdat hij haar bij haar keel had gegrepen en ook minderjarige 1 was zichtbaar aangedaan. De moeder heeft geprobeerd hierover in gesprek te gaan met de vader maar dit was niet mogelijk. De minderjarigen hebben trauma’s opgelopen door het gedrag van de vader en kampten met een posttraumatische-stressstoornis (PTSS). De vader ontkent zijn rol hierin. Dankzij een behandeling bij Mentaal Beter Jong hebben de minderjarigen stappen gezet. Minderjarige twee wil echter geen omgang meer met de vader en de rechtbank heeft dan ook terecht geen omgangsregeling vastgelegd. Minderjarige 1 wilde alleen af en toe videobellen met de vader, maar desalniettemin heeft de rechtbank een omgangsregeling opgelegd. Dit is erg belastend voor minderjarige 1. De rechtbank is daarmee bovendien buiten de rechtsstrijd van partijen getreden. De vader had een opbouwende omgangsregeling verzocht, vastgesteld in overleg met Coachpoint die de omgang zou begeleiden.
Vader stelt daarentegen dat hij al mogelijke heeft geprobeerd om het contact met de minderjarigen te herstellen, maar dat moeder dit laat mislukken. Bij minderjarige 1 leek een opening voor het contact, maar daar is volgens de vader sprake van een loyaliteitsconflict. Dit omdat de moeder volgens hem niet achter de omgang zou staan. Bij het videobellen is moeder ook aanwezig en minderjarige 1 zou op die manier geen vrij contact kunnen hebben met de vader. De vader stelt het gezin al zes jaar lang rust te gunnen, maar wil wel dat er nu eindelijk iets gebeurt. Begeleiding door Coachpoint bij de vastgestelde omgangsregeling of gezinstherapie is wellicht een optie.
De raad is van mening dat minderjarige 1 in een erg moeilijke situatie zit. Er is voor minderjarige 1 een omgangsregeling vastgesteld voor haar tweelingzusje niet. Hoewel het normaal goed is voor een kind om contact te hebben met de niet verzorgende ouder, moet ook rekening worden gehouden met de wensen van het kind . De ouders zijn al jarenlang verwikkeld in juridische procedures. Er moet daarom rust komen. Als de vader het belang van de minderjarigen voorop kan stellen en de rechtszaken kan staken, dan is de kans aanwezig dat de minderjarigen hem uiteindelijk zullen opzoeken.
Op grond van het aan het hof voorliggende dossier, het gesprek met minderjarige 1 en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling van de zaak is besproken, is het hof van oordeel dat het vaststellen van een omgangsregeling tussen de vader en minderjarige 1 in strijd is met haar zwaarwegende belangen. Gebleken is dat de vader in het verleden fysiek en verbaal agressief is geweest jegens de minderjarigen, en de moeder in het bijzijn van de minderjarigen heeft bedreigd. De minderjarigen zijn in 2020 gediagnosticeerd met PTSS. Dankzij traumabehandeling bij Mentaal Beter Jong hebben de minderjarigen de gebeurtenissen kunnen verwerken en zijn zij minder angstig geworden. Uit het overgelegde eindverslag van het omgangshuis is gebleken dat vader veel sturing nodig heeft in het contact met de minderjarigen, bij het luisteren naar hen en om hen niet te belasten met lastige vragen. Gebleken is dat de vader over de grenzen van de minderjarigen heen blijft gaan en vervolgens niet begrijpt waarom de minderjarigen hem niet meer willen zien.
Het hof acht, gelet op de volgende feiten en omstandigheden een omgangsregeling tussen de vader en minderjarige 1 in strijd met haar zwaarwegende belangen. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook vernietigen voor zover het de daarbij vastgestelde omgangsregeling betreft, inclusief het videobellen. Naar het oordeel van het hof is gebleken dat de minderjarigen van de moeder de ruimte krijgen om contact te zoeken met de vader wanneer zij dat in de toekomst zouden willen. Het hof ontzegt aan de vader het recht op omgang met minderjarige 1 en verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Anders of het meer verzochte wordt afgewezen.
Heeft u vragen over voorgaand artikel of herkent u de situatie en heeft u hierover vragen? Neemt u dan vrijblijvend contact op met Lamers Tielemans Advocaten. Stuur hiervoor een e-mail naar info@lamerstielemans.nl of bel met 040-2180515. Wij helpen u graag.