In meerdere uitspraken van onder andere de Rechtbank Noord-Holland d.d. 3 december 2014, de Rechtbank Overijssel d.d.24 juli 2015 en het Gerechtshof Amsterdam d.d. 26 juli 2016 heeft de rechter op grond van meerdere wetsartikelen en redeneringen besloten of er nog steeds een onderhoudsplicht geldt voor meerderjarige kinderen die de leeftijd van 21 jaar reeds hebben bereikt.
Op grond van artikel 395 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek zijn ouders verplicht te voorzien in de kosten van levensonderhoud en studie van hun meerderjarige kinderen die de leeftijd van 21 nog niet hebben bereikt. De wettelijke plicht tot het voorzien in de kosten aan een meerderjarige zou in eerste instantie eindigen zodra het kind de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt. Het uitgangspunt hierbij is dat een meerderjarige, die 21 jaar of ouder is, ook indien deze studeert in staat geacht moet worden in de kosten van diens eigenlevensonderhoud te voorzien.
De onderhoudsverplichting kan in sommige gevallen tot na het 21ste jaar doorlopen, bijvoorbeeld in het geval de ouders in het ouderschapsplan hebben afgesproken dat zij langer zullen bijdragen in het levensonderhoud van de kinderen als zij studeren. Het kind zal dan wel moeten aantonen dat diegene zelf niet in staat is om in de kosten van diens levensonderhoud te voorzien, dus dat hij of zij nog behoeftig is. Uit de jurisprudentie blijkt echter dat een rechter dit verzoek zelden toewijst.
Het Gerechtshof Amsterdam had in voormelde zaak het verzoek van een dochter deels afgewezen nadat zij van mening was dat het niet voor de rekening van de vader mag komen als de dochter na haar MBO-opleiding nog een voltijd HBO-opleiding wil volgen waardoor zij geen tijd heeft om betaald werk te verrichten. Het Hof heeft daarom besloten de vader een maandelijks te betalen bedrag op te leggen totdat de dochter haar MBO-diploma heeft behaald.
In de zaak die speelde bij de Rechtbank Noord-Holland werd het verzoek van de zoon eveneens afgewezen. De rechtbank was van mening dat van de zoon derhalve mag worden verwacht dat hij, onafhankelijk van zijn ouders en door middel van arbeid in zijn eigen levensonderhoud kan voorzien, ondanks dat hij nog een opleiding volgt. Dit aangezien de zoon al twee MBO-opleidingen heeft gevolgd en het volgen van een derde opleiding een vrije keuze is en geen noodzaak.
De Rechtbank Overijsel was in voormelde zaak van mening dat het de bedoeling van het echtscheidingsconvenant was dat de dochter na haar school één beroepsopleiding zou volgen, waarna zij zou gaan werken, althans dat zij haar eigen weg zou gaan en de gevolgen van haar keuzes zelf zou dragen. Naar aanleiding van het bovenstaande wijst de rechtbank de verzoeken van de dochter tot alimentatiebetaling af.
Heeft u vragen over voorgaand artikel of anderszins? Neemt u dan vrijblijvend contact op met Lamers Tielemans Advocaten voor meer informatie. Wij ondersteunen u graag. Stuur hiervoor een e-mail naar rob@lamerstielemans.nl of bel met 0499-748 000