Op 2 november 2015 heeft de Ondernemingskamer een opmerkelijke uitspraak gedaan omtrent de bestuurdersaansprakelijkheid. Het ging hier om een enquêteprocedure tegen de bestuurders en commissarissen van de op dat moment gefailleerde zorggigant Meavita. Deze procedure werd gestart voor de vakbonden FNV en Abvakabo, waarbij de curatoren zich later gevoegd hebben bij deze partijen.
Meavita is samen met een aantal andere thuiszorgorganisaties (alle stichtingen) gefuseerd. Het ging hier niet om een juridische fusie, maar puur om een bestuurlijke fusie. Het werd een personele unie, hetgeen inhoudt dat in alle besturen van de verschillende stichtingen dezelfde bestuurders zitten. Door de fusie zou de nieuwe Meavitagroep zo’n 20.000 werknemers in dienst hebben. Veel van de kosten van Meavita werden destijds betaald vanuit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ).
De fusies zijn feitelijk nooit geëffectueerd, zo blijkt uit het onderzoeksrapport dat is opgemaakt nadat de enquêteprocedure is gestart. Er zijn namelijk risicovolle projecten aangegaan en daarbij had Meavita haar administratie niet goed op orde.
De AWBZ werd vervangen door de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Hierdoor werden veel onderdelen van de zorg overgeheveld naar de gemeente. Dit had dan ook gevolgen voor Meavita. Zo ging Meavita zorg verlenen onder de kostprijs hiervoor, maar er was ook sprake van overproductie. Dit leidde tot grote verliezen in 2007 en 2008, met als uiteindelijke gevolg het faillissement in 2009.
De Ondernemingskamer heeft een aantal opvallende uitspraken gedaan in deze zaak. Zo werden de curatoren niet-ontvankelijk verklaard, maar stoelt de aanname van bestuurdersaansprakelijkheid wel op de standpunten c.q. argumenten die zijn aangedragen door de curatoren, mede omdat het verzoekschrift van Abvakabo vaagheden zou bevatten. De Ondernemingskamer beargumenteert dit aan de hand van artikel 2:355 BW. Dit artikel spreekt over “oorspronkelijke verzoekers”. De curatoren waren aanvankelijk echter verweerders, later hebben zij zich pas gevoegd als partij tegen Meavita. De Ondernemingskamer stelt vervolgens dat als we het verzoekschrift van Abvakabo “welwillend lezen” kunnen concluderen dat het zich aansluit bij de argumenten van de curatoren. Wel moeten we uitgaan van de bestuurders en commissarissen die Abvakabo noemt in het verzoekschrift, gezien de rechtszekerheid.
Een onderzoek ingevolge een enquêteprocedure richt zich tot de vraag of er sprake was van wanbeleid van bestuurders en commissarissen. De Ondernemingskamer stelde het volgende omtrent het wanbeleid:
- “Naar het oordeel van de Ondernemingskamer heeft het echter op een aantal punten aan de noodzakelijke voortvarendheid ontbroken. De Ondernemingskamer noemt met name het feit dat Meavitagroep in verband met de invoering van de WMO veel eerder had moeten reorganiseren. (…) in ieder geval valt niet te begrijpen dat de gevolgen voor de invoering van de WMO op 1 januari 2007 pas met de reorganisatie ‘Meavita West Gezond!’ vanaf december 2007 werden aangepakt.”
- “De raad van bestuur van Meavitagroep in de samenstelling die deze had eind 2006 en in 2007 – in zoverre derhalve de raad van bestuur van Meavita Nederland – is daardoor ernstig tekortgeschoten.”
De bestuurders van Meavita werden dus aansprakelijk gehouden voor het niet tijdig anticiperen op de WMO middels reorganisatie, terwijl de kosten en effecten van deze wet nog volstrekt onduidelijk waren. Dit duidt op strenge zorgplicht die op de bestuurders ligt. Bij de reorganisatie wordt wel een flink beleidsmarge verleend; Meavita mocht zelf besluiten hoe zij zouden moeten reorganiseren. Zij hebben immers een grote verantwoordelijkheid; er waren immers circa 20.000 werknemers in dienst en Meavita had ongeveer 100.000 cliënten die zorgbehoevend waren. Overigens werd er tevens wanbeleid vastgesteld voor het onvoldoende controleren van de omvang en aard van de overproductie, waardoor de overproductie niet of moeilijk kon worden voorkomen.
Hiermee was wanbeleid van zowel de bestuurders als de commissarissen dus vastgesteld. Dit is echter niet gelijk aan verantwoordelijkheid voor de schade die hierdoor is geleden. Als wanbeleid is vastgesteld is het echter wel een sterke indicator om aansprakelijkheid aan te nemen. De Ondernemingskamer heeft in deze zaak de aansprakelijkheid van bestuurders en commissarissen dan ook aangenomen op grond van artikel 2:300a BW jo. 2:138 BW. Als reden hiervoor werd gegeven het in strijd handelen met de elementaire beginselen van goed ondernemerschap van Meavita.
Heet u vragen over faillissement, bestuurdersaansprakelijkheid of het handelen van de curator? U kunt altijd vrijblijvend contact opnemen met een advocaat met Lamers Tielemans Advocaten Eindhoven voor meer informatie, zodat u weet waar u aan toe bent. Email naar info@lamerstielemans.nl of bel 040-2180515