Wanneer ouders over gaan tot het ontbinden van hun huwelijk spelen een aantal belangrijke vragen met betrekking tot het kind een rol. Wie krijgt het ouderlijk gezag over het kind? Hoe worden de zorg- en opvoedtaken verdeeld? Waar zal de hoofdverblijfplaats van het kind zijn? Het uitgangspunt bij het beantwoorden van al deze vragen is ‘’het belang van het kind’’. In een recente uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2017:4343) is dit nogmaals benadrukt door het hof.
In onderhavig geval ging het om het volgende. Partijen hebben hun huwelijk ontbonden door echtscheiding. Uit dit huwelijk is de minderjarige geboren in 2009. De man en de vrouw hebben het gezamenlijk gezag over het kind en zij hebben een ouderschapsplan opgesteld met afspraken over de verdeling van de zorg- en opvoedtaken van het kind. Bovenstaande is opgenomen in een beschikking van de rechtbank van 26 oktober 2016.
De vrouw is vervolgens in op 24 januari 2017 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van deze beschikking. De vrouw verzoekt het hof om haar te belasten met het eenhoofdig gezag over het kind en om de zorgregeling tussen het kind en de man te wijzigen. Beide verzoeken van de vrouw zijn echter afgewezen. Hierna zal het gezamenlijk gezag en de zorgregeling apart behandeld worden.
Ouderlijk gezag Artikel 1:251a BW bepaalt dat de rechter na ontbinding van het huwelijk (anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed) op verzoek van de ouders of van één van hen kan bepalen dat het ouderlijk gezag over een kind aan één ouder toekomt indien: er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of wijziging van het ouderlijk gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De vrouw geeft aan dat ze tijdens haar huwelijk ernstig is mishandeld en bedreigd door de man. Ze is van mening dat van haar niet verlangd kan worden om met de man te werken aan de communicatie. De man stelt hiertegen dat de vrouw haar verzoek enkel doet omdat zij op termijn met het kind wil emigreren naar het buitenland, waar haar huidige partner woont. De man geeft aan dat de communicatie tussen partijen wel verbeterd kan worden, maar dat vergt de inzet van beide ouders.
Het gerechtshof heeft voor wat betreft het ouderlijk gezag als volgt overwogen. Het uitgangspunt van de wetgever is dat ouders gezamenlijk het gezag over hun minderjarig kind uitoefenen. Het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders brengt niet zonder meer mee dat het in het belang van het kind noodzakelijk is het ouderlijk gezag aan één van de ouders toe te kennen. Wel is voor gezamenlijk ouderlijk gezag vereist dat de ouders daadwerkelijk in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen, zodanig dat het kind niet klem of verloren zal raken tussen de ouders. In onderhavig geval verloopt de communicatie tussen partijen weliswaar niet voorspoedig, maar niet is gebleken dat het kind door het gebrek aan communicatie tussen de ouders thans klem of verloren is geraakt, of dat er een risico bestaat dat dit in de toekomst het geval zal zijn, dan wel dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is. Het is de taak van de ouders om de communicatie te verbeteren door bijvoorbeeld een mediationtraject of het traject ‘’Ouderschap Blijft’’. Het verzoek van de vrouw wordt derhalve afgewezen.
Zorgregeling Artikel 1:253a lid 4 BW in samenhang met artikel 1:377e BW bepaalt dat de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een onderling getroffen regeling daarover kan wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De vrouw verzoekt de regeling te wijzigen in die zin dat het kind om de twee weken het weekend naar de man toe gaat, terwijl het kind nu drie van de vier weekenden bij de man zal verblijven. De vrouw maakt zich namelijk zorgen over de vermoeidheid van het kind na ieder verblijf bij de man. Het kind is erg vermoeid en heeft last van huilbuien. De man geeft aan dat er geen sprake is van een zorgwekkende situatie voor het kind. De zorgregeling verloopt volgens hem goed en er zijn geen redenen om deze te wijzigen.
Het gerechtshof heeft geoordeeld dat de huidige zorgregeling in het belang van het kind is. Beide ouders hebben namelijk het beste met het kind voor en beiden zijn in staat om het kind op te voeden. Het kind geniet ook van het contact met beide ouders. Dus beide verzoeken van de vrouw worden afgewezen. Ook dit verzoek van de vrouw wordt afgewezen.
Heeft u vragen over voorgaand artikel of andere vragen? Neemt u dan vrijblijvend contact op met Lamers Tielemans Advocaten met vestigingen in Eindhoven en Son en Breugel voor meer informatie. Wij helpen u graag. Stuur hiervoor een e-mail naar rob@lamerstielemans.nl of bel met 0499-748 000.