In de uitspraak van de Rechtbank Limburg d.d. 9 maart 2017 heeft de rechter wegens verstrijking van de aanvaardbare termijn om nog aan een thuisplaatsing te werken besloten om het gezag van het minderjarig kind te beëindigen.
Op grond van artikel 266 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek is de rechtbank bevoegd het gezag van een ouder te beëindigen indien een minderjarige zodanig opgroeit dat deze in diens ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. Tevens kans de rechtbank het gezag van de ouder beëdigen indien de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, als bedoeld in artikel 247 lid 2 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, te dragen binnen of indien de ouder het gezag misbruikt. Op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming of het Openbaar Ministerie kan beëindiging van het gezag worden uitgesproken.
De Rechtbank Limburg heeft in voormelde zaak het gezag van het ouderlijk gezag beëindigd en Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg benoemd tot voogd van de minderjarige in kwestie. De rechtbank is van oordeel dat de aanvaardbare termijn om nog aan een thuisplaatsing te werken voor de minderjarige is verstreken. De minderjarige is bij beschikking van de kinderrechter van 27 mei 2015 met een machtiging van de kinderrechter uit huis geplaatst. Sinds media 2015 verblijft de minderjarige in een pleeggezin. Bij beschikking van 3 februari 2016 van de kinderrechter is de ondertoezichtstelling van de minderjarige en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 18 februari 2017. Bij beschikking van 16 februari 2017 is de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige met een jaar verlengd. De Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg heeft zich bij brief van 12 januari 2017 bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht het gezag van de ouders te beëindigen en de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg tot voogd van de minderjarige te benoemen. Zij is namelijk van mening dat het minderjarige kind bij de ouders zodanig opgroeit dat deze in diens ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouders niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding kunnen dragen. De Raad concludeert dat het perspectief van het minderjarige kind bij pleegouders ligt waar het kind al twee jaar verblijft. In die situatie is ouderlijk gezag van ouders niet wenselijk.
De Rechtbank Limburg was in voormelde zaak, gezien de feiten en de omstandigheden, van mening dat de aanvaardbare termijn om nog aan een thuisplaatsing te werken voor de minderjarige is verstreken of zal verstrijken voordat naar een thuisplaatsing zou kunnen worden toegewerkt. Tevens is de rechtbank van mening dat, gezien de eerdere pogingen tot thuisplaatsing, dit niet meer reëel kan worden geacht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat aan de criteria om het ouderlijk gezag te beëindigen is voldaan.
Heeft u vragen over voorgaand artikel of anderszins? Neemt u dan vrijblijvend contact op met Lamers Tielemans Advocaten voor meer informatie. Wij ondersteunen u graag. Stuur hiervoor een e-mail naar rob@lamerstielemans.nl of bel met 0499-748 000